Het orgel
Het orgel in de Wilhelminakerk werd in 1931/1932 door de firma J. de Koff & Zn. uit Utrecht gebouwd.
Het is in zijn soort, in onze stad en binnen het oeuvre van deze orgelmaker een van de weinige gaaf bewaarde exemplaren, dat door zijn (voor die tijd) ambachtelijke kwaliteit en zeldzaamheid zorgvuldige bescherming verdient.
Het orgel is pneumatisch, wat inhoudt dat het contact tussen de toets en het ventiel onder de orgelpijp door luchtdruk tot stand wordt gebracht, waar mechaniek veelal gebruikelijk is. De Koff hanteerde daarbij het systeem van zgn. kegelladen. Het orgel staat opgesteld in een nis boven het liturgisch centrum.
Het front bestaat uit eenvoudige rijen zinken orgelpijpen waarvan een groot deel ook daadwerkelijk klank voortbrengt, de overige pijpen zijn er ‘voor de sier’. Daarachter bevindt zich het eigenlijke instrument met 21 registers verdeeld over drie afdelingen: Hoofdwerk, Zwelwerk en Pedaal. De speeltafel bevindt zich in een kamer links naast de orgelruimte.
Het orgel heeft de volgende dispositie:
Manuaal I C-g3
Bourdon 16
Prestant 8
Violon 8
Roerfluit 8
Octaaf 4
Octaaf 2
Mixtuur III-IV
Cornet III-V
Trompet 8
Manuaal II C-g3 (in zwelkast)
Syntematofon 8
Holpijp 8
Quintadeen 8
Viola di Gamba 8
Vox Celeste 8
Orkestfluit 4
Nachthoorn 2
Kromhoorn 8
Pedaal C-f1
Subbas 16
Octaafbas 8
Fluitbas 8
Bazuin 16
Werktuiglijke registers
Koppel I + II
Suboct. Koppel I + II
Superoct. Koppel I + II
Superoct. I
Pedaalkoppel I
Pedaalkoppel II
Tremulant
Vaste combinaties: P – M – F – FF – T – Oplosser
Vrije combinatie – Oplosser
Automatische pedaalomschakeling – Oplosser
Zweltrede Manuaal II